SUBSPACE is een veranderde, trance-achtige staat van zijn, die een onderdanige persoon ervaart in een BDSM-scenario. Het kan worden bereikt door langdurig pijnspel met floggers, peddels of de blote handen van een Dominant. Minder vaak kan subspace ook worden ervaren door een top (dit wordt "topruimte" genoemd); zij ervaren dit als een meer verbonden en gefocust gevoel tijdens een scène. Veel subs vergelijken subruimte met een spirituele ervaring en zeggen dat het gemakkelijker wordt om deze te bereiken naarmate hun ervaring met BDSM-interacties toeneemt. Dat gezegd hebbende, er zijn verschillende soorten subspace, afhankelijk van de positie van een persoon binnen de BDSM-relatie en hun interacties met de Dominant. Subruimte kan ook vliegend of zwevend worden genoemd.

Meer over subspace. De reis naar de subruimte kent een reeks identificeerbare niveaus, zowel fysiek als mentaal. Hoewel verschillende mensen en groepen met verschillende namen naar deze niveaus verwijzen en er meer of minder van kunnen identificeren, omvatten deze niveaus meestal: Een endorfine high. Een langdurige staat van seksuele opwinding Euforie een verhoogd gevoel of verlies van bewustzijn Een daling van het endorfineniveau daarna, ook wel 'subdaling' genoemd. Subspace is gebruikelijk in twee belangrijke scenario's. De eerste doet zich voor wanneer een onderdanige pijn ervaart die wordt toegediend door de Dominant in een BDSM-scène. In plaats van het stopwoord te gebruiken, kan de onderdanige zich gaan distantiëren en uit zijn/haar lichaam stappen. Bij deze ervaring bestrijdt het lichaam van de onderdanige de pijn met hormonen en endorfines. Het is onwaarschijnlijk dat een onderdanige rationele beslissingen neemt over zijn of haar veiligheid of welzijn terwijl hij of zij zich in de subruimte bevindt. Het is van vitaal belang dat de Dominant zorgt voor het welzijn van de onderdanige op dit moment. Zoals bij alle intense BDSM-scènes is ook de nazorg van cruciaal belang.

 

 

 

   ....

.

.

.

.

.

.

.

.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

.

.